In hoofdstuk 10 wordt een begin gemaakt met de kennismaking met informatiesystemen. Hier wordt de organisatie in tabellen en kolommen behandeld en de vraagtaal SQL om informatie uit de gegevensverzameling te halen. Natuurlijk wordt maar een deel van SQL behandeld; heel SQL zou het doel ver voorbijschieten. Het hoofdstuk is noodzakelijkerwijs dus enigszins beperkt, maar met ruimte voor verdieping en voldoende basis voor het latere ontwikkeltraject van een informatiesysteem.
Relationele databases vormen een nieuw onderwerp voor de leerlingen. Niet de computer staat centraal, maar het nadenken over de structuur van informatie en hoe daarvan gebruik te maken. Dat is voor menigeen even wennen. Het hoofdstuk begint met een algemene inleiding op gegevensverzamelingen en laat aan de hand van een voorbeeld zien hoe een relationele database eruitziet. In 10.3 wordt meteen kennis gemaakt met de twee gebruikte database-managementsystemen: Microsoft Access en Solid.
In 10.4 t/m 10.8 worden de belangrijkste facetten van SQL behandeld aan de hand van voorbeelden.
In 10.9 staan enkele uitbreidingen van SQL, maar wat in deze paragraaf behandeld wordt, zou zonder problemen kunnen worden overgeslagen. Query’s voor een database kunnen ook uitgebreid zijn. Query’s met veel tabellen kunnen meer dan een bladzijde lang zijn. Dit is echter voor havo/vwo niet zo relevant. Natuurlijk is SQL eigenlijk nog veel uitgebreider.
Ten slotte wordt in 10.10 alles nog eens op een rijtje gezet en wordt in 10.11 de grafische interface van Microsoft Access nog eens toegelicht. Daar is duidelijk te merken dat dit programma niet echt gemaakt is om in een multi-user- multi-tasking-omgeving gebruikt te worden. Het programma is wel bijzonder gebruikersvriendelijk en bij uitstek geschikt voor een pc.
De hoofdstukken 10, 11 en 12 hangen nauw samen en kunnen worden afgesloten met een grote praktische opdracht of project.
