Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
-
MS Access. Controleer na het downloaden van de voorbeelddatabase bibliotheek.mdb of de file beveiligd is tegen schrijven. Je kunt deze gegevens pas met SQL benaderen als je hem eerst gekopieerd hebt naar een lees/schrijf-directory. Verwijder daarna bij Eigenschappen het vinkje bij Alleen-Lezen.
-
Heb je geen Access op je pc en loopt de Java-applet op informatica-actief ook niet?
Klik dan hier: Maak SQL-opdrachten.
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
-
Vanaf onderdeel 6 wordt gewerkt met dvd*- of video*.mdb-bestanden die op de leerlingen-cd-1 staan. Je kunt deze files pas met SQL benaderen als je ze eerst gekopieerd hebt naar een lees/schrijf-directory. Verwijder daarna bij Eigenschappen het vinkje bij Alleen-Lezen.
-
Hoe installeer ik FCO-IM?
FCO-IM Casetool, versie 4, student edition. Deze stond vroeger op de cd-rom van het leerlingenboek (map H12, FCO-IM Casetool, daarin disk1, disk 2 en disk 3), maar inmiddels zijn er meerdere versies onder andere namen uitgegeven.
Op de laatste leerlingen-cd staat nu CaseTalk, dat helaas geen exporteermogelijkheden heeft naar MS-Access. Daarom moet je werken met een van de andere versies, bij voorkeur Infagon. De functionaliteit is volledig, maar het aantal feittypen is beperkt tot 50.
Wil je werken met FCO-IM zelf, dan kun je van het intranet op school een installatiebestand ophalen van informatica.htm. Installatie is eenvoudig, via een installeerprogramma in de map disk1. Klik hier voor meer instructies. -
Wat doe ik met errors en warnings in FCO-IM/Infagon/CaseTalk?
Voordat de casetool gaat groeperen wordt een controle uitgevoerd die bestaat uit negen onderdelen (checks). Checks 1 tot en met 3 zijn van groot belang. In het leerlingenboek worden ze genoemd in paragraaf 12.9, aan het eind van het stuk over uniciteitsbeperkingen (pagina 192-193). Check 7 geeft altijd een groot aantal waarschuwingen die we links kunnen laten liggen. De overige checks zullen zelden of nooit problemen geven, bijvoorbeeld omdat ze te maken hebben met niet-behandelde onderdelen van de modelleermethode. We bespreken daarom alleen 1, 2, 3 en 7.
- Check 1
Every fact type must have an intra UC.
Oftewel: elk feittype moet een uniciteitsbeperking hebben (er bestaan ook externe uniciteitsbeperkingen over verscheidene feittypen, vandaar 'intra').
Reden: Wanneer er geen uniciteitsbeperking gevonden kan worden die één of enkele rollen bedekt, moet er in elk geval een uniciteitsbeperking over alle rollen liggen. Dit betekent niet meer dan dat je een feit niet twee keer mag herhalen.
- Check 2
The N-rule must be valid for every nominalized fact type.
Oftewel: elk feittype waar een bol omheen staat moet een uniciteitsbeperking hebben die alle rollen bedekt, dit heet de N-regel.
Reden: namen van objecten houd je zo kort mogelijk. Je praat niet over 'Leerling 123 met de naam Jansen' als het leerlingnummer al uniek is. Je hebt het dan over 'Leerling 123', dit is voldoende om leerlingen te onderscheiden.
- Check 3
The N-1-rule must be valid for every fact type.
Oftewel: elk feittype (waar geen bol omheen staat) mag hooguit één rol hebben waar geen uniciteitsbeperking overheen ligt, de N-1-regel. Reden: als er twee rollen buiten de uniciteitsbeperking vallen kun je het feittype splitsen, zie paragraaf 12.7.
- Check 7
Non-lexical object types without totality constraints must have a fact type expression.
Onvertaalbaar en een beetje gezeur. Een voorbeeld: Als je een model hebt waarin plaatsen voorkomen, enkel en alleen omdat je van personen de woonplaats wilt vastleggen, dan hoort er bij de rol van (woon)plaats eigenlijk een totaliteitsstip te staan. Je neemt immers een plaats alleen op als het een woonplaats is. Die stip wordt vaak vergeten en het programma zeurt erover. Deze waarschuwing heeft verder geen gevolgen. Het alternatief is dat je informatie over plaatsen die je wilt opnemen uiteindelijk in een tabel 'Plaats' zet. Er moet dan minstens zoiets zijn als een er-is-feittype, of andere feittypen die iets over een plaats vertellen.
- Check 1
-
Wat doe ik met Column fixes?
Een van de stappen bij het maken van het ontwerp van een gegevensbank is het bedenken van geschikte namen voor tabellen en kolommen. Nu zijn computerprogramma's in het algemeen niet zo goed in het bedenken van dingen en de casetool is hierop geen uitzondering. Bij het genereren van uitvoer naar andere omgevingen (SQL data definitie of Visual Basic voor Access) gebruikt de casetool de volgende regels - de voorbeelden komen uit de casus van de werkweek:
- Tabelnamen komen voort uit:
1. de namen van objecten waar, als gevolg van het groeperen, het een en ander bij is gekomen (Reis, Leerling, ...), of:
2. de naam van het feittype, als een tabel voortkomt uit een enkel feittype (Betaling). - Kolomnamen komen voort uit de labeltypen (datum, aantal,
leerlingnummer, bestemmingsnaam...)
Nu ontstaan er problemen als deze labels meer dan eens in een tabel voorkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kalenderdata: er is bij een reis zowel een vertrekdatum als een terugkeerdatum. De casetool gaat dan vragen om een 'Column fix'.
De casetool vraagt nu de kolomnamen in orde te maken. De informatie in het venster is niet echt duidelijk. Het is het beste om een afdruk van het diagram (vóór groeperen) ernaast te leggen, zodat je aan het rolnummer duidelijk kunt zien om welke datum of om welk tijdstip et cetera het gaat.
Er kunnen drie soorten fixes worden uitgevoerd: prefix (wat je intikt, komt voor het huidige label), postfix (het komt erachter) en replacefix (wat je intikt, vervangt het huidige label).
Al snel merk je dat je de namen van de feittypen opnieuw zit in te voeren: vertrek(datum), terugkeer(datum), eerste voorkeur enzovoort. De auteurs van e methode hebben daarom de makers van de casetool de suggestie gestuurd om het algoritme van het namen-kiezen in een volgende versie te veranderen en de casetool zelf de namen van de feittypen te laten gebruiken.
- Tabelnamen komen voort uit:
-
Hoe genereer ik een database ná FCO-IM (dus: na opdracht 29)?
Access97: Een database maken in Access97 met de
*.bas-file die vanuit FCO-IM gegenereerd is.1. Start Access, maak een nieuwe lege database.
2. Kies: Menubalk->Invoegen->Module. Er verschijnt nu een leeg venster, waarin je de tekst van een module kunt invoeren.
3. Kies: Menubalk->Invoegen->Bestand.
4. Voeg het door de casetool gemaakte Visual-Basicbestand in (
.bas). 5. Zet de cursor in een stukje tekst, bijvoorbeeld op Public Sub FCO_CreateDatabase().
6. Kies ten slotte: Menubalk->Uitvoeren->Ga naar/doorgaan (Bij hogere versies van Access moet je hier kiezen: Menubalk->Uitvoeren->Sub/UserForm uitvoeren [F5]).
Merkwaardig genoeg laat niet iedere versie van Access de aangemaakte tabellen direct zien in het tabellenvenster. Een klik op de tab Query's en daarna weer op de tab Tabellen tovert ze tevoorschijn. Ook de relaties zijn door de Visual-Basic-code aangemaakt, zoals blijkt wanneer je Extra's->Relaties kiest.
Access2000: Een database maken in Access2000 met de
*.bas-file die vanuit FCO-IM gegenereerd is.1. Start Access, maak een nieuwe lege database.
2. Kies: Menubalk->Invoegen->Module. Er verschijnt nu een leeg venster, waarin je de tekst van een module kunt invoeren.
3. Ga nu naar de VBA-editor in Access (Extra | Macro |Visual Basic Editor).
4. Zoek in het menu Extra naar het item Verwijzingen.
In dit menupunt staan alle objectbibliotheken waar Access naar kan verwijzen. De objectbibliotheken die ook werkelijk in gebruik zijn, staan aangevinkt.5. Waarschijnlijk zul je op die lijst de ActiveX Data Objects 2.1 Library aangevinkt zien staan. Dat is de verkeerde voor de FCO-scripts.
Haal dit vinkje weg en zet het vinkje voor DAO 2.5/3.5 compatibility Library (even scrollen naar onderen!) aan.
Voor OfficeXP geldt dat in plaats van 'Microsoft DAO 2.5/35 Compatibility Library' (deze bestaat in WindowsXP/OfficeXP niet) Microsoft DAO 3.6 moet worden aangevinkt.6. Ga nu verder met de instructies bij Access97, punt 3.
Wil je meer informatie over het maken van schermformulieren en rapporten, klik dan hier.
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16