1. |
Een leesverslag van een roman. Tevoren
worden met de docent auteur en titel afgesproken. Het leesverslag
wordt gemaakt volgens de richtlijnen van Laagland, eventueel aangevuld
met een speciale opdracht van de docent. |
2. |
Een leesverslag van een roman. Tevoren
worden met de docent auteur en titel afgesproken. Het leesverslag
wordt gemaakt volgens de richtlijnen van Laagland, eventueel aangevuld
met een speciale opdracht van de docent. |
3. |
Een leesverslag van een roman. Tevoren
worden met de docent auteur en titel afgesproken. Het leesverslag
wordt gemaakt volgens de richtlijnen van Laagland, eventueel aangevuld
met een speciale opdracht van de docent. |
4. |
De toets bestaat uit vragen behorend
bij een verhaal (of twee verhalen) en een gedicht. Deze teksten worden
tijdens de toets verstrekt. De vragen kunnen zowel betrekking hebben
op de vormkenmerken als op de betekenis en inhoud van de literaire
werken. De vragen zijn gebaseerd op de theorie van de methode Laagland
(informatieboek): hoofdstuk 1 tot en met 12 en hoofdstuk 14 en 15.
De literaire werken uit deze toets zijn een onderdeel van leesdossier
nummer 4 (verhalen) en leesdossier nummer 8 (poëzie). Beide onderdelen
komen in de vijfde klas aan de orde. |