Nederlands

Leesverslag eerste klas


  Download de vragen leesverslag als Word document

Een paar opmerkingen vooraf:

  1. Je typt je leesverslag in lettertype Arial of Times Roman met lettergrootte 12. Kopjes en titels mag je met een afwijkend lettertype doen.
  2. Je print altijd in zwart.
  3. Gebruik regelafstand 1.
  4. Nooit vragen overschrijven: je typt een kopje, zoals dat op dit papier is voorgedaan en vertelt daaronder in een doorlopende tekst wat je allemaal kwijt wil.
  5. Geen telegramstijl gebruiken: altijd in hele zinnen vertellen, behalve bij het eerste onderdeel: Gegevens. Daar vul je de puntjes gewoon in.
  6. Kopjes altijd voor aan de regel plaatsen.
  7. Tussen alle onderdelen een witregel openlaten.
  8. Binnen een alinea alle regels voltypen; pas op een nieuwe regel beginnen als er een nieuwe alinea begint of als er een nieuw onderdeel begint. Je begint altijd voor aan de regel te typen.
  9. Geen afkortingen gebruiken: "bijv." = "bijvoorbeeld" en "enz." = enzovoorts.
  10. Getallen onder de tien en tientallen voluit schrijven, bijvoorbeeld: "zij had twee vriendinnen".
    Dit geldt niet voor data: "8 april" is gewoon "8 april".
  11. Let op als je verwijswoorden gebruikt: eerst de persoon noemen over wie het gaat, daarna pas eventueel een verwijswoord gebruiken.
  12. Zinnen beginnen nooit met "en", "maar" of "want".
  13. Let in je teksten op de tijd: t.t. of v.t.; nooit door elkaar gebruiken.
  14. Je gebruikt de indeling zoals die hieronder is aangegeven.
  15. Maak een leuke voorkant voor je leesverslag.
  16. Je levert je leesverslag in een snelhechter in, met daarop duidelijk je naam.

Zo moet je het doen:


Gegevens

Titel: ………………………………………………….
Schrijver: ………………………………………………….
Datum verslag: ………………………………………………….
Genre: ………………………………………………….

(Bij Genre mag je maximaal twee genres invullen. Een genre is het soort boek dat je gelezen hebt, bijvoorbeeld: psychologisch, avontuur, historisch, detective, oorlog en zo zijn er nog veel meer.)

Samenvatting

(Hier maak je een samenvatting van het boek in hoogstens 15 volgetypte regels.Meer mag dus niet! Het moet een compleet verhaaltje zijn met begin, kern en slot: dus drie alinea’s.)

Personen

(Van drie personen beschrijf je uitvoerig hoe ze zijn, hoe het komt dat ze zo zijn, wat ze doen en waarom ze dat doen. Het uiterlijk kun je beschrijven, maar alleen als dat belangrijk voor het verhaal is. Probeer zeker de voornaam, achternaam en leeftijd te achterhalen. Vermeld daarbij het nummer van de bladzijde. Staan deze gegevens niet in het boek, dan moet je dat vermelden bij iedere persoon.Je gebruikt hiervoor minstens 15 volgetypte regels. Meer mag natuurlijk ook. Bij elke nieuwe persoon begin je op een nieuwe regel.)

(De andere personen uit het boek noem je alleen op met daarbij hun functie in het boek.)

Plaats

(Hier beschrijf je waar het verhaal zich afspeelt: land, stad/dorp, maar eventueel ook school, bij iemand thuis, in het ziekenhuis enzovoorts. Geef bij elke plaats aan welke gebeurtenis er plaatsvindt.)

Tijd

(Hier vertel je in welke periode in de geschiedenis het verhaal zich afspeelt: de moderne tijd, de Tweede Wereldoorlog, de Middeleeuwen of nog iets anders. Vertel er ook bij, waaraan je dat in het boek kunt zien.Je vertelt ook hoeveel tijd er verstrijkt in het boek: een maand, een jaar, een eeuw. Let op: meestal staat dat niet precies beschreven in het boek en moet je dat zelf uit de gebeurtenissen opmaken. Vermeld ook hierbij het nummer van de bladzijdes.)

Begin

(In een paar regels vertel je hier kort het begin van het boek na in je eigen woorden. Vertel erbij welk type begin het is: inleiding, gewoon voor aan het verhaal beginnen, midden in de gebeurtenissen beginnen of nog iets anders.)

Probleem

(Vertel in een paar zinnen wat het belangrijkste probleem is in het boek. Het kan ook zijn dat er geen echt probleem is, maar wel een belangrijke gebeurtenis. Dus: waar gaat het boek eigenlijk over?)

Afloop

(In een paar regels vertel je hier kort het einde van het boek na in je eigen woorden. Niet meer dan vijf regels gebruiken. Ook vertel je hier of het einde goed of slecht is (soms kan het allebei) en leg je dat uit. Je vertelt daarnaast nog of het een open of gesloten einde is en legt dat uit.

Titel

(Je legt hier de titel duidelijk uit: waarom heet het boek zoals het heet? Geef daarbij aan hoe de titel te maken heeft met het Probleem [zie boven])

Beoordeling

(In drie beoordelingswoorden leg je uit hoe je het boek gevonden hebt. In totaal gebruik je daarvoor minstens 15 regels; meer mag natuurlijk ook. Veelgebruikte beoordelingswoorden zijn: spannend, saai, moeilijk, leerzaam, ontroerend, interessant, mooi. Er zijn er natuurlijk nog veel meer. Bij ieder nieuw beoordelingswoord begin je met een nieuwe alinea.
Voorbeeld: