Bijgewerkt: 30 januari 2013

HULP BIJ SPREEKBEURTEN



Inleiding

In de eerste klas moet je over een spreekbeurt houden over een door jou te kiezen onderwerp.

Hoe maak je je spreekbeurt?

  1. Kies een onderwerp waar je met veel plezier en enthousiasme kunt vertellen.
  2. Bedenk wat je allemaal over het onderwerp kunt vertellen. Kies vooral informatie waarvan je denkt dat je daar aan anderen iets nieuws over kunt vertellen.
  3. Zoek eventueel informatie die je nodig hebt, op.
  4. Bedenk in welke volgorde je de verschillende onderdelen het beste kunt zetten. Je hebt immers maar zeven (tot tien) minuten de tijd om alles te vertellen.
  5. Zet die onderdelen met steekwoorden op een spiekbriefje. Begin met een inleiding. Zet in het middenstuk de belangrijke informatie uit je leesverslag en bedenk een duidelijk slot. Een goed slot is: "Ik hoop dat jullie nu ...". Dat is beter dan: Dit was mijn spreekbeurt. Zijn er nog vragen?"
  6. Oefen je spreekbeurt hardop met een klokje erbij. Train daarbij om zo onopvallend mogelijk op je spiekbriefje te kijken. Kijk zoveel mogelijk naar je (denkbeeldige) klasgenoten. Oefen bijvoorbeeld voor een spiegel.

Waar moet je rekening mee houden bij je spreekbeurt?

Dat vind je in Nieuw Nederlands in hoofdstuk 3 bij Spreken, Kijken en Luisteren (blz. 96-97). Zorg ervoor dat je spreekbeurt tussen de zeven en tien minuten lang is. Na tien minuten breekt je docent de spreekbeurt af om te voorkomen dat er een achterstand gaat ontstaan in de leerstof ten opzichte van de overige eerste klassen.

Op welke punten let je docent Nederlands bij de spreekbeurt?

  1. Volume: praat je hard genoeg?
  2. Verstaanbaarheid: spreek je de woorden duidelijk uit?
  3. Tempo: praat rustig, maar niet te langzaam;
  4. Volledigheid: geef alle informatie die nodig is;
  5. Bondigheid: vertel geen overbodige dingen;
  6. Begrijpelijkheid: zorg dat je te volgen bent;
  7. Volgorde: kom niet meer terug op een onderdeel dat je al besproken hebt;
  8. Inleiding: maak je inleiding boeiend en kondig aan welke aspecten je gaat bespreken;
  9. Afsluiting: maak goed duidelijk dat je klaar bent met je spreekbeurt;
  10. leerlingen aankijken: praat tegen de groep; niet tegen de vloer, de docent of je spiekbriefje.

Voor ieder onderdeel kun je een +, ± of - krijgen. Via een formule berekent het Excel-programma van je docent je cijfer. Pas na de allerlaatste spreekbeurt krijg je je cijfer te horen.

Na afloop van je spreekbeurt krijg je ook nog geen commentaar (niet negatief; niet positief) van je docent, omdat anderen na jou daar hun voordeel mee kunnen doen. Dat zou niet eerlijk zijn! Wel kunnen we nog over de inhoud van je spreekbeurt eventueel nog wat praten, maar niet langer dan drie minuten!