Bijgewerkt: 12 december 2007

HULP BIJ SPREEKBEURTEN



Inleiding

In de tweede klas moet je over één van de vijf verplicht te lezen boeken een spreekbeurt presenteren. Die spreekbeurt komt in de plaats van het tweede leesverslag. Het moet een spreekbeurt zijn waarin je vooral je mening over je boek geeft: de theorie hiervan vind je op bladzijde ?? van Nieuw Nederlands. Je hebt de opdracht om je mening over het boek te verdedigen met argumenten. Die argumenten moet je halen uit je leesverslag.

Hoe maak je je spreekbeurt?

  1. Maak eerst een leesverslag van jouw favoriete boek.
  2. Bedenk in welke volgorde je de verschillende onderdelen het beste kunt zetten. Je hebt immers maar zeven minuten de tijd om alles te vertellen. Het middendeel van je spreekbeurt moet bestaan uit een korte samenvatting van het verhaal en uit argumenten waarmee je je mening ondersteunt.
  3. Zet die onderdelen met steekwoorden op een spiekbriefje. Begin met een inleiding. Bedenk een duidelijk slot. Een goed slot is: "Ik hoop dat jullie er nu ook van overtuigd zijn dat ...". Dat is beter dan: Dit was mijn spreekbeurt. Zijn er nog vragen?"
  4. Oefen je spreekbeurt hardop met een klokje erbij. Train daarbij om zo onopvallend mogelijk op je spiekbriefje te kijken. Kijk zoveel mogelijk naar je (denkbeeldige) klasgenoten.

Waar moet je rekening mee houden bij je spreekbeurt?

Zorg ervoor dat je spreekbeurt tussen de vijf en zeven minuten lang is. Na zeven minuten breekt je docent de spreekbeurt af om te voorkomen dat er een achterstand gaat ontstaan in de leerstof ten opzichte van de overige klassen. Verder let je natuurlijk op de aandachtspunten die je docent hanteert bij de beoordeling van je spreekbeurt.

Op welke punten let je docent Nederlands bij de spreekbeurt?

  1. Volume: praat je hard genoeg;
  2. Verstaanbaarheid: spreek je de woorden duidelijk uit;
  3. Tempo: praat rustig, maar niet te langzaam;
  4. Volledigheid: geef alle informatie die nodig is;
  5. Bondigheid: vertel geen overbodige dingen;
  6. Begrijpelijkheid: zorg dat je te volgen bent;
  7. Volgorde: kom niet meer terug op een onderdeel dat je al besproken hebt;
  8. Inleiding: maak je inleiding boeiend;
  9. Argumentatie: blijf niet vaag ("ik vind het boek leuk want het bevalt me"), maar gebruik feitelijke informatie ter ondersteuning van je mening ("ik vind het boek interessant vanwege de structuur. Afwisselend wordt het verhaal steeds vanuit een andere persoon verteld (hij/zij-verteller) waardoor de chronologie van de gebeurtenissen doorbroken wordt").
  10. Afsluiting: maak goed duidelijk dat je klaar bent met je spreekbeurt;
  11. leerlingen aankijken: praat tegen de groep; niet tegen de vloer, de docent of je spiekbriefje.

Voor ieder onderdeel kun je een +, ± of - krijgen. Via een formule berekent het Excel-programma van je docent je cijfer. Pas na de allerlaatste spreekbeurt krijg je je cijfer te horen.

Na afloop van je spreekbeurt krijg je ook nog geen commentaar van je docent, omdat anderen daar hun voordeel mee kunnen doen. Dat zou niet eerlijk zijn! Wel kunnen we over de inhoud van het boek eventueel nog wat praten, maar niet langer dan drie minuten!