Trevitaal-artikel


Nieuwe brugklassers

5 december 2003

Nieuwe brugklassers

De brugklasleerling die in het schooljaar 2003-2004 als eerste tweemaal in successie zijn huiswerk vergat (de tweede lesweek van het jaar), moest bij mij een opstel van 200 woorden schrijven. Geïnspireerd door een gevleugeld gezegde over ezels en stenen gaf ik hem de volgende werktitel: Alleen een ezel vergeet zijn huiswerk.

Meestal ontaardt deze vorm van strafwerk in een tirade vol verongelijktheid en zelfmedelijden, over school, docenten en over collega-leerlingen die dezelfde straf verdiend hadden, maar door een gelukkig toeval niet kregen. U merkt: ik lees het strafwerk altijd, maar meestal pas na thuiskomst als het uit mijn tas valt.

Deze keer viel mijn oog direct op de eerste drie woorden: een sprookje! Ik las meteen door:

Alleen een ezel vergeet zijn huiswerk

Er was eens een klein, lief, maar toch ook stout ezeltje. Hij ging eens naar school en kwam erachter dat hij Nederlands had vergeten. Hij zat op de beste dierenschool van de wereld en de leraren waren best wel streng. Meneer De Vos was heel erg boos en zei dat alleen een ezel zijn huiswerk vergeet.

Hij ging naar zijn beste vriend, Raas de Haas. Die had nog nooit zijn huiswerk vergeten en vond het vreemd dat het ezeltje dat vergat. Het ezeltje was toen nog niet vrolijk en ging naar zijn vader toe en die had het wel eens vergeten.

“Dat komt omdat je zo’n druk leven hebt. Dan vergeet je wel eens iets. Maar dan moet je in het vervolg wel beter opletten, mijn zoon.” Nu had hij een antwoord gegeven op de vraag van meneer De Vos. Kleine dieren hebben het druk; van wie hebben ze dat toch? Die vraag stelde hij de volgende dag aan meneer De Vos die het wel goed vond wat hij zei.

“Eigenlijk heb je wel gelijk,” zei meneer De Vos, “maar wij ouderen willen jullie kleinen alleen wat leren”. Met die laatste woorden in zijn hoofd ging hij nog vele goede jaren tegemoet. En zo eindigt dit opstel over het ezeltje dat een lesje heeft geleerd.  

Einde

 Leerlingen eindigen bijna altijd met ”Einde” met één of twee vette strepen eronder. Dat is deze keer niet anders. Wél anders is dat deze leerling geen woorden geteld had; dat aantal staat er bij anderen namelijk vrijwel altijd bij. Na het invoeren van de tekst blijkt deze uit 220 woorden te bestaan.

Een ander verschil is de vreugde die van de tekst spat. De leerling heeft schrijvenderwijs steeds meer plezier gekregen in de opdracht; schijnbaar heeft hij er met zijn vader over gesproken, die niet vanuit een kortetermijngedachte voor het gemak van zijn kind kiest en – zoals je toch regelmatig merkt – meetreurt vanwege het gebrek aan “zachte landing”, maar die een langeretermijnwinst wil boeken en zijn zoon dus uitlegt dat er een pedagogische gedachte achter zit: daarbij in het midden latend of die gedachte wel of niet goed is. Zelfs de quasi-pedagogische toon die vader gebruikt heeft in dit gesprek is te herkennen in de frase: “Maar dan moet je in het vervolg wel beter opletten, mijn zoon”. Daarbij valt ook zijn nederigheid op: ik ben geen Superdaddy, maar ook maar een gewoon mens die wel eens wat vergeet.

Dezelfde houding valt op bij meneer De Vos: met zijn “eigenlijk heb je wel gelijk” geeft deze aan toch begrip te hebben voor de situatie van de ezel, waarbij hij het toch niet kan laten te vermelden wat zijn excuus is: “Ik wilde je gewoon wat leren. Sorry, hoor.” En wat te denken van het ezeltje zelf dat zich typeert in de eerste regel: lief, maar toch ook stout. Allemaal wezens van vlees en bloed met uitzondering van Raas de Haas, die perfect lijkt te zijn en van wie de ezel dan ook niet vrolijk wordt.

  Maar het mooist van dit stukje werk is het effect dat het heeft gehad: de betreffende leerling heeft sinds die ongelukkige tweede lesweek zijn spullen niet meer vergeten. Tot nu toe…

 A. Stoop (“best wel strenge” docent aan “de beste dierenschool van de wereld”)



A. Stoop

Bron: Trevitaal, december 2003, personeelsblad Trevianum Scholengroep Sittard